Recensie door Heleen Rippen
‘Pure vivisectie’ noemde Annie M.G. Schmidt ooit een interview van Ischa Meijer met haar en dat in 1975 in de Haagse Post werd gepubliceerd. Toch was dit snijden in haar vlees niet zo ernstig dat ze interviews daarna voor gezien hield. In 1992 liet ze zich opnieuw genadeloos ondervragen door dezelfde Ischa Meijer, nu voor de televisiecamera. Hoewel er tijdens dit historische interview steeds gegrapt wordt over scènes die er na afloop uitgesneden zouden moeten worden, is alles onversneden terug te zien op internet. ‘Ach, het hoort er allemaal bij’ verzuchtte ze aan het begin van dat laatste interview met Meijer. Ter ere van haar honderdste geboortedag op 20 mei was er een televisiemarathon over haar te zien en al eerder verschenen er biblio- en biografieën over de grande dame van de jeugdliteratuur.
Zestien jaar na haar dood, verschijnt Liefs van Annie, een bundeling van haar mooiste brieven gericht aan geliefden, vrienden en collega’s. Hoe zou Annie M.G. Schmidt zelf gedacht hebben over de publicatie van haar brieven? Brieven zijn in principe niet bedoeld voor de openbaarheid. Als lezer denk je na over het nut en nadeel van deze bundel. Is het niet zo dat haar privéleven voor de zoveelste keer op straat ligt en hoort dat gewoon bij het schrijversvak? Of is deze briefuitgave na de ‘vivisectie’ waarover ze destijds uiteindelijk zelf nog de regie voerde, toch een ongewenste ‘sectie’ achteraf.
Aan de andere kant: in ons digitale communicatietijdperk met kort gehouden emails en sms-jes is het alleen al om nostalgische redenen waardevol een brievencollectie als deze te koesteren.
Schmidt schreef tussen 1933, wanneer ze haar ouderlijk huis verlaat, tot halverwege de jaren ’80 soms drie tot vier brieven per week. Ze moet er tijdens haar leven enkele duizenden hebben geschreven. Ruim 800 zijn bewaard gebleven, waarvan 131 in deze bundel zijn opgenomen. Annejet van der Zijl, biografe van Annie M.G. Schmidt, maakte de eerste selectie en Flip van Duijn, zoon van Schmidt en de redactie van uitgeverij Querido annoteerden en verzorgden de eindredactie. De selectie is gerelateerd aan belangrijke gebeurtenissen in het leven van Annie, meer uitleg geven de samenstellers er niet over.
Het boek is chronologisch opgedeeld in acht episoden van haar leven, telkens verbonden aan de dorpen en steden waar ze woonde. Van het Zeeuwse dorp Kapelle, waar ze in 1911 geboren werd, tot haar laatste levensfase in Amsterdam van 1978 tot 1995.
De eerste negentig pagina’s van de bundel zijn brieven van Annie aan haar moeder Truida Schmidt, geschreven tussen 1933 en 1939. De toon van de brieven doet vreemd aan. Het is de toon van een opgewonden, wat oudere bakvis, die haar moeder in jubelstemming per kerende post schrijft hoe spannend alles is bij haar kostfamilie in Schiedam.
Haar moeder is haar beste vriendin en alle belevenissen tijdens haar werkzaamheden in de openbare bibliotheek brieft Annie aan haar door. In die jaren zijn ze beiden naarstig op zoek naar een geschikte echtgenoot voor Annie. Moeder Schmidt zet voor haar dochter contactadvertenties in landelijke dagbladen. Dat moet wel fout gaan. En inderdaad schrijft Annie zomer 1939 aan haar moeder, die een correspondentie met ene Joost op eigen houtje al te fanatiek heeft voortgezet:
‘Dat wordt dus heus niks en iedere inmenging van buiten maakt het nog maar hopelozer. Schrijf hem dus niet weer, alsjeblieft, het maakt het voor mij des te vernederender’.
Halverwege de oorlog wordt Annie directrice van de bibliotheek in Vlissingen en zakt alle correspondentie in. In 1946 wordt ze gevraagd als documentaliste bij het Amsterdamse Parool. De redactionele omgeving bij deze krant blijkt een grote stimulans voor haar. Ooit had ze, aangespoord door haar moeder, stichtelijke gedichten geschreven. Bij het Parool wordt ze in korte tijd de tekstleverancier van versjes en gedichten voor het journalistencabaret de Inktvis.
In deze tijd ontmoet ze ook haar levensgezel, Dick van Duijn, ditmaal via een advertentie die ze zelf heeft gezet. Dick is getrouwd en zal na hun eerste ontmoeting nog zes jaar bij zijn eerste vrouw blijven wonen. Als Annie op haar veertigste zwanger blijkt en hun zoon wordt geboren, koopt ze een huis en trekt Dick bij haar in.
De bundel bevat openhartige brieven aan haar vriendinnen over het samenwonen met Dick. Hij heeft last van depressies, is jaloers op het succes van zijn vrouw en wil graag het burgerlijke Nederland ontvluchten.
Hun tweede huis in Le Rouret nabij Cannes, blijkt in de zeventiger jaren een onophoudelijke bron van stress, waarover ze aan haar zoon Flip schrijft:
‘ Je vader heeft zijn intrek genomen in het kleine huisje, dat nu ook op instorten staat, (..) de fundatie was namelijk gebouwd op griesmeel in plaats van op rots, ook DAT hadden we al vermoed’.
Verder een paar troostbrieven waarin ze al haar levenswijsheid doorgeeft aan haar zoon die met liefdesverdriet rondloopt.
Naarmate ze ouder wordt, hebben haar brieven een sarcastische ondertoon, vooral als het schrijven niet lukt in Le Rouret. De brieven die een reflectie op haar eigen schrijverschapbevatten zijn het meest interessant. In een brief aan Gerard Reve schrijft zet:
‘ Ik ben geen kunstenaar, ik ben een ambachtsman (nou ja – vrouw dan) (…) met warempel ook nog iets eigens, iets origineels’.
Daarna waarschuwt ze hem voor de ‘sjoo-zwijnen’ van televisie die het werk van een schrijver kunnen beschadigen. ‘Ze komen áán je, vreten je op om je weer uit te braken ten behoeve van de trendigentsia’.
Vanwege hun historische waarde is het goed dat deze brieven zijn uitgegeven. Toch valt er nog wel wat te zeggen over de samenstelling van de bundel. De brieven van Annie aan haar moeder zijn geen negentig pagina’s waard. En er zijn nogal wat brieven met gebabbel opgenomen, dat vaak ook nog eens in de voetnoten wordt voortgezet. Daardoor is de bundel niet altijd eenvoudig te lezen. Weliswaar gaat elke episode uit het leven van Schmidt vergezeld van een inleidende tekst, toch vergt het een behoorlijke studie om te onthouden wie wie is. Naast een grote hoeveelheid familieleden en vrienden komt de halve televisiewereld aan bod, die via voetnoten worden ingeleid.
Ondanks dat woud aan namen en informatie blijf je na afloop zitten met vragen over haar jeugd en latere context. Zo wordt slechts een halve noot aan het slechte contact met haar vader gewijd en komt nauwelijks aan bod wat voor band ze met haar ouders en broer had. Vliegenier Jan H., op wie ze zeer verliefd was, blijft in de lucht hangen evenals de vraag: (waarom) heeft ze bepaalde brieven vernietigd?
Die vragen worden wel beantwoord in de in 2002 verschenen biografie Anna van dezelfde Annejet van der Zijl. De lezer die de achtergrond van haar schrijverschap, haar spel en haar krasse, soms ambivalente uitspraken beter wil begrijpen, kan ik aanraden deze pil te lezen.
Er is een theorie die beweert dat succes altijd inhoudt dat men iets compenseert. Als je Anna leest, begrijp je hoe een gebrek aan leven in de holle, koude pastorie waar ze opgroeide, later door haar is omgezet in een overvloed aan productiviteit en levenslust. In deze biografie worden haar dominante moeder, haar afwezige vader en haar isolement op de lagere school uitvoerig beschreven. De inhoud en toon van de vroege brieven aan haar moeder hebben dus te maken met ‘een kameel van een schuldgevoel’ in haar eigen woorden.
Haar lijfspreuk voor kinderen ‘Doe nooit wat je moeder zegt’ bracht ze zelf in praktijk door telkens weer die Hollandse hypocrisie en fatsoensnormen op de hak te nemen. De prijs is misschien hoog geweest. Maar als onafhankelijke geest werd ze al snel een icoon en daarmee een inspiratiebron voor miljoenen kinderen en volwassenen.